6.
Veranderingen in leeftijdssamenstelling
Rond 2040 bereikt de vergrijzing van de Brabantse bevolking haar hoogtepunt. Dan is 27,5% 65 jaar of ouder, tegen 19% in 2016. De hoogste leeftijdsgroepen (75+) groeien het sterkst.
Landelijke gebieden vergrijzen meer dan stedelijke gebieden.
Veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking zijn voor beleidsmakers op elk maatschappelijk terrein van belang. Wat de leeftijdssamenstelling betreft, wacht de Brabantse bevolking de komende decennia grote veranderingen (figuur 6.1). Op tal van beleidsterreinen zullen de effecten hiervan merkbaar zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan onderwijs, gezondheidszorg, economie en arbeidsmarkt, maar zeker ook aan woningbouw en volkshuisvesting.
Bevolking naar leeftijd
Noord-Brabant, 1980-2050
Brabant vergrijst, met de sterkste groei in de hoogste leeftijdsgroepen
De komende decennia groeit het aantal 65+-ers met ongeveer 260.000 mensen, van ruim 470.000 in 2016 tot ongeveer 730.000 in 2040 (figuur 6.1). Dat is een groei van 55%. Na 2040, als de vergrijzing over haar hoogtepunt heen is, loopt het aantal 65+-ers weer wat terug. Tegelijkertijd neemt het aantal 20-64-jarigen juist sterk in aantal af. Tussen 2016 en 2040 ziet deze leeftijdsgroep haar omvang met ruim 110.000 mensen teruglopen (-7,5%). Het aantal 0-19-jarigen blijft nagenoeg gelijk. De sterke veranderingen in de leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking laten zich duidelijk illustreren, wanneer de leeftijdsdiagrammen van 1980, 2015, 2040 en 2050 met elkaar worden vergeleken (figuur 6.2a t/m 6.2d).
De leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking
1980-2050
De voortgaande vergrijzing springt zonder meer het meest in het oog1. Op dit moment is ongeveer 19% van de bevolking in onze provincie 65 jaar of ouder. De komende decennia, wanneer de naoorlogse geboortegolf gaandeweg deze leeftijd gaat bereiken, zal het percentage 65+-ers sterk oplopen. Hierbij speelt ook de (verder) oplopende levensverwachting een rol. Rond 2040 bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt. Dan behoort naar verwachting zo’n 27,5% van de bevolking tot de 65+-ers. Tussen 2040 en 2050 loopt het percentage 65+-ers heel licht terug, tot 27,3% in 2050 (figuur 6.3).
De hoogste leeftijdsgroepen groeien het sterkst. Rond 2050 zullen er ruim 450.000 75+-ers zijn, tegen bijna 200.000 in 2016; meer dan een verdubbeling dus (+125%). In 2050 zal ongeveer tweederde (63%) van het totaal aantal 65+-ers ouder zijn dan 75 jaar. Hier tekent zich de ‘dubbele vergrijzing’ af: er komen gelet op de leeftijdsopbouw van vandaag de dag niet alleen meer ouderen bij, zij leven gemiddeld ook steeds langer. Het percentage 75+-ers loopt dan ook sterk op: van 8% in 2016 naar iets meer dan17% in 2050.
Percentage 65+-ers
Noord-Brabant, 1980-2050
- 1. Nicole van der Gaag en Joop de Beer (2017). <em>Gouden tijden, slechte tijden…wat brengt de vergrijzing ons.</em> In: Demos, jaargang 33, nr. 3, maart 2017, blz. 1-4.
Sterkere vergrijzing in landelijke gebieden
Vergrijzing speelt overal in Brabant. Wat wel opvalt is dat dit vergrijzingsproces zich de komende decennia in het landelijke gebied naar verhouding sterker zal voordoen dan in het stedelijke gebied. Hierbij ontwikkelen de landelijke gebieden zich van gebieden met een relatief wat jongere bevolking in 1980, tot gebieden met een beduidend oudere bevolking in 2040 (figuur 6.4). In de landelijke gebieden loopt het percentage 65+-ers op van een 9,8% in 1990 en 20,3% in 2016 tot liefst 31,5% in 2040. In de stedelijke concentratiegebieden liggen deze percentages op resp. 11,3% in 1990, 18,3% in 2016 en 26,1% in 2050.
Percentage 65+-ers
Stedelijke concentratiegebieden en landelijke gebieden, 1990-2050
De verklaring voor deze verschillen moet voor een belangrijk deel gezocht worden in de selectief samengestelde binnenlandse migratiestromen, zowel die uit het verleden (suburbanisatie) als die van vandaag de dag (re-urbanisatie). Hierdoor zijn vooral de ‘oudere middengroepen’ (50-64-jarigen) momenteel relatief sterker vertegenwoordigd in de landelijke gebieden. Ook de komende jaren zorgt deze groep hier nog voor een sterke vergrijzing. In de stedelijke concentratiegebieden, die deze leeftijdsgroepen per saldo juist zagen vertrekken, groeit het aantal ouderen de eerstkomende jaren juist minder sterk. Ook speelt een rol dat de stedelijke gebieden, mede door een relatief sterkere groei van de woningvoorraad vanaf het begin van de jaren ’90 tot aan het begin van deze eeuw (forse woningbouwinspanningen), in staat zijn gebleken deze middengroepen weer meer aan zich te binden. Tegelijkertijd vertonen de landelijke gebieden al geruime tijd negatieve binnenlandse migratiesaldi. Het (autonome) vertrekoverschot van jongvolwassenen wordt hier niet langer gecompenseerd door vestigingsoverschotten in de andere leeftijdscategorieën. Ook dit draagt bij aan de relatief sterkere vergrijzing in het landelijk gebied. In de stedelijke gebieden, die deze jong-volwassenen (15-29 jarigen) per saldo juist opvangen, zorgt deze migratiestroom er juist voor dat de vergrijzing (iets) wordt getemperd.
Steeds hogere gemiddelde leeftijd
Met de vergrijzing van de Brabantse bevolking loopt ook de gemiddelde leeftijd verder op, van rond de 42 vandaag de dag naar 46,1 in 2050. In 1980 lag de gemiddelde leeftijd nog op 32,7. Samenhangend met hun hogere levensverwachting ligt de gemiddelde leeftijd van vrouwen iets hoger (steeds zo’n twee jaar) vergeleken met die van mannen.
Omdat de landelijke gebieden naar verwachting sterker zullen vergrijzen, ligt hier de gemiddelde leeftijd op termijn (duidelijk) boven de Brabantse lijn. In 2050 komt de gemiddelde leeftijd in het landelijke gebied uit op 48,3 (tegen 43,2 in 2016). De stedelijke concentratiegebieden vergrijzen eveneens, maar blijven met een gemiddelde leeftijd van 45,2 (is 41,6 in 2016) relatief gezien toch (beduidend) jonger. Gedurende de prognoseperiode verdubbelt hiermee het verschil in gemiddelde leeftijd tussen beide gebieden, van 1,6 jaar in 2016 naar 3,1 jaar in 2050.
Met de vergrijzing loopt de gemiddelde leeftijd van de Brabantse bevolking op
